Voor huishoudens en kleine bedrijven komt één maximumtarief voor de afname van warmte. Ook worden zij beter beschermd als energieleveranciers in financiële problemen komen. De ministerraad heeft hiermee ingestemd op voorstel van minister Maxime Verhagen (EL&I).
Consumenten van warmte van zijn vaak afhankelijk van één afnemer. Daarom bevat de Warmtewet eisen aan de leveranciers, een vergunningstelsel en tariefregulering. De oorspronkelijke manier om de tarieven berekenen, zijn in de praktijk niet werkbaar. Het gaat hierbij om de afname van maximaal 1.000 kW aan warmte. Kern van de wet is het ‘niet-meer-dan-anders’-principe oftewel: afnemers van warmte mogen daarvoor niet meer betalen dan ze kwijt zouden zijn bij een gasaansluiting. Uit een onderzoek van de Rekenkamer in 2005 naar zes warmtenetten was gebleken dat hierbij grote winsten werden gemaakt, wat reden was om de wet te voorzien van een ingewikkelde, tweeledige prijsstructuur om kleinverbruikers te beschermen tegen de – per definitie monopolistische – warmteleveranciers.
Uit een groter onderzoek van de NMa in 2008 bleek echter dat warmteleveranciers geen overwinsten maken. De ingewikkelde prijsstructuur ter bescherming van de consument zou eigenlijk overbodig zijn De minister stelde daarop voor om nog maar één tarief te gebruiken, aangeduid als het niet-meer-dan-anders-tarief. Ook zou zij kijken naar de gebruikersgrens van 1000 kW per jaar: wie een dergelijke hoeveelheid energie verstookt kan nauwelijks nog als kleinverbruiker gelden. Waar de grens komt te liggen blijft nog even spannend, het nu door de ministerraad geaccordeerde wetsvoorstel van Van der Hoevens opvolger Verhagen gaat naar de Raad van State voor advies en wordt pas later openbaar.
Bron: Rijksoverheid / SC Online