Een warmtepomp werkt door middel van het proces van koelen en verwarmen. Het apparaat neemt warmte op uit de omgeving (bijvoorbeeld de lucht buiten of het grondwater) en transporteert deze naar binnen, waar het wordt gebruikt om een gebouw te verwarmen.
Het proces begint met het verdampen van een vloeistof (meestal een koelmiddel) in een compressor. Dit koelmiddel wordt vervolgens naar een condensor gestuurd, waar het wordt gecondenseerd en omgezet in een vloeistof. De warmte die hierbij vrijkomt, wordt afgegeven aan het verwarmingssysteem van het gebouw.
Vanuit de condensor gaat het koelmiddel naar een uitbreider, waar het onder lage druk wordt gebracht. Dit zorgt ervoor dat het koelmiddel terug kan verdampen en opnieuw de cyclus kan doorlopen.
Om het gebouw te koelen, werkt de warmtepomp in omgekeerde volgorde. Het koelmiddel neemt warmte op uit het gebouw en transporteert deze naar buiten, waarbij het wordt afgegeven aan de omgeving.
Warmtepompen zijn zeer efficiënt en kunnen tot vier keer zoveel energie opwekken als ze verbruiken. Ze zijn een duurzame en efficiënte manier om een gebouw te verwarmen en te koelen en kunnen een goed alternatief zijn voor traditionele verwarmingssystemen, zoals gas- of oliegestookte ketels.